Een vraag voor de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO)? Liever niet!
‘Een op de drie in Zuid-Limburg heeft diabetes, of zit in een voorstadium‘ kopte de NOS. Wauw dat is veel. Klopt dat wel? Ik neem niet zomaar klakkeloos iets aan en ga terug naar het artikel waaruit de NOS dit cijfer haalt. Dat is een artikel in het tijdschrift Voeding Magazine, een tijdschrift uitgegeven door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO). In het artikel staat niet hoe dit cijfer precies is berekend. Hoe zijn de cijfers tot stand gekomen? Ik vroeg dit aan Pieter Dagnelie, één van de onderzoekers die bij de Maastricht Studie betrokken is, en medeauteur van het artikel in Voeding Magazine waarop het bericht van de NOS gebaseerd was.
Hoe zijn de cijfers tot stand gekomen
Pieter geeft het volgende antwoord: ‘Uit De Maastricht Studie zelf kan niet worden geschat hoe vaak type 2 diabetes (T2D) voorkomt, omdat de onderzoeksgroep uit twee delen bestaat: een ‘gezonde’ populatie en een populatie met T2D. Dus komt in De Maastricht Studie veel meer T2D voor dan in de gemiddelde bevolking.’
De Maastricht Studie Hoeveel in studie
Steekproef bevolking 70 %
Groep met T2D 30 %
‘Om het cijfer vast te kunnen stellen voor de bevolking in Zuid-Limburg is gebruik gemaakt van een combinatie van cijfers van De Maastricht Studie met landelijke cijfers van het RIVM. Voor de schatting is van De Maastricht Studie alleen de ‘gezonde’ groep gebruikt. Onder ‘gezond’ wordt hier verstaan: alle deelnemers van wie op het moment dat zij zich voor het onderzoek aanmelden nog niet bekend is dat ze T2D of prediabetes hebben. Deze ‘gezonde’ mensen vormen een steekproef uit de bevolking van de regio Maastricht en Heuvelland, dus een deel van Zuid-Limburg. In deze ‘gezonde’ groep bleek dat toch nog 20% prediabetes had en 5% T2D (en dat was dus voorafgaand aan het onderzoek nog onbekend).’
‘Maar de ‘gezonde’ groep in De Maastricht Studie is geen representatieve steekproef van de totale bevolking, want in de totale bevolking zijn mensen die al T2D hadden. Om toch te kunnen schatten hoeveel T2D in de totale bevolking voorkomt, is bij het bovenstaande cijfer van 5% met nieuwe T2D nog het landelijke cijfer van het RIVM voor gediagnosticeerde T2D opgeteld. Dit cijfer is voor mannen en vrouwen samen gemiddeld 5,8%, afgerond op 6%.
Dit resulteert in een totaal van 31% bestaande uit:
- 5% (nieuw T2D)
- 6% (landelijk cijfer T2D )
- 20% (prediabetes)’
Vergelijking met andere studies
“Vergelijking met andere studies laat zien dat de cijfers voor prediabetes daar vergelijkbaar zijn (Helius studie, Rotterdam Studie). Het is dus geen specifiek Limburgs probleem. Het cijfer is ook niet helemaal nieuw, maar wel schrikbarend hoog.“
Conclusie
Tot dusver de onderzoeker Pieter Dagnelie. Fijn dat hij uitgebreid de cijfers wilde toelichten. Waardoor de verwarring heeft kunnen ontstaan, is omdat het cijfer van 31% zoals hierboven berekend, toevallig ongeveer hetzelfde cijfer is als de groep met al bekende T2D in de Maastricht studie (30%). In eerste instantie leek het logisch dat 30% van de bevolking T2D heeft, als je van tevoren 30% diabetes in je onderzoeksgroep stopt. Maar die cijfers hebben dus niks met elkaar te maken! Het is helaas zo dat de cijfers dus (veel) hoger zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Het keren van deze trend heeft dus hoge prioriteit.
Contact NZO
De onderbouwing van de hoofdredacteur dat hij meer vertrouwen heeft in de onderzoekers dan in mij is een drogreden om geen antwoord te hoeven geven op de inhoudelijke vraag. Daarom stelde ik deze daarna dan ook aan de onderzoeker. Ik twijfel uiteraard niet aan de kennis van de onderzoekers, maar had een terechte vraag over de cijfers genoemd in het artikel. Terecht: niet omdat ze niet correct waren, wel omdat ze uit de tekst niet af te leiden waren. Een serieuze hoofdredacteur zou het sieren een correct antwoord te geven in plaats van op de man te spelen.
NZO (afdeling communicatie) gaf in eerste instantie aan online de onduidelijkheid in het stuk nader toe te lichten. Een paar dagen later vonden ze dat niet nodig omdat dat zogenaamd te ingewikkeld zou zijn. Het blad is vooral voor diëtisten. Het is wel zorgwekkend als ze dit niet kunnen begrijpen. Persoonlijk heb ik gelukkig meer vertrouwen in diëtisten en vind ik het vreemd dat NZO geen nadere toelichting geeft.
De NZO als organisatie zou professioneler overkomen als een mevrouw van communicatie geen fakegesprek met me voert waarin ze op eigen initiatief aanbiedt een paar dingen te regelen en ze een paar dagen later meldt dat ze geen van die afspraken nakomt. (De NZO heeft dit stuk gelezen voor publicatie)